Skip to main content

Geschiedenis Sri Lanka

Sri Lanka heeft een rijke historie die al begint in de prehistorie toen het eiland werd bewoon door de nomadische Vedda’s.Miljoenen jaren geleden was Sri Lanka verbonden met het Indische continent, maar door de bewegende aardplaten is dit miljoenen jaren geleden veranderd en werd het een eiland.De eerste mensen vestigden zich op Sri Lanka rond 1000 voor Christus Dit waren jagers en verzamelaars, die voornamelijk stenen werktuigen gebruikten en grotendeels in grotten leefden, vooral in het noorden en midden van het land. In 543 voor Christus kwam de Indiase prins Vijaya met zijn volgelingen vanuit Sinhapura naar Sri Lanka nadat ze daar waren verbannen. Hij werd de eerste geregistreerde koning in Sri Lanka. Hij bezette het eiland en stichtte er de eerste Singalese dynastie. Hij vestigde zich aan de westkust bij het huidige Puttalam en bracht de kunst en de godsdienst van het hindoeïsme mee uit India. Hij ontwikkelde de landbouw op het eiland en daardoor nam de welvaart en het bevolkingsaantal snel toe.

Historie Sri Lanka

Vanaf ongeveer 500 voor Christus trokken Indo-Europeanen vanuit Noord India naar Sri Lanka. Dit volk, de voorouders van de Singalezen, stichtten het koninkrijk Anuradhapura, dat meer dan duizend jaar de hoofdstad zou blijven. Van de derde eeuw voor Christus tot en met 1200 kwamen de Tamils vanuit Zuid- en Oost-India naar Sri Lanka. Langzaam maar zeker vestigden ze zich in het noordelijke en oostelijke deel van het eiland. Door de komst van deze nieuwe bevolkingsgroepen werden de oorspronkelijke bewoners van Sri Lanka, de Vedda steeds minder belangrijk.

Koning Devanampiya Tissa was een van de eerste koningen van Sri Lanka , gevestigd in de oude hoofdstad van Anuradhapura van 247 voor Christus tot 207 voor Christus. Zijn heerschappij was opmerkelijk vanwege de komst van het boeddhisme in Sri Lanka. Afgaand op de overlevering, moet het boeddhisme ongeveer rond het jaar 250 voor Christus naar Sri Lanka zijn overgebracht door de zoon en dochter van de Indiase Koning Asoka: Mahinda en Sanghamitta.  Koning Devanampiya Tissa besloot op dat moment om zich tot het boeddhisme te bekeren en hij stichtte het klooster Mahavihara in Mihintale, daarom is Mihintale tot aan de dag van vandaag een belangrijke religieuze plaats. In Anuradhapura plantte hij een stek van de Bodhiboom, die Sanghamitta uit India had meegebracht. Deze boom staat nog steeds bij de tempel in Anuradhapura en is de oudst gedocumenteerde boom ter wereld. Er werden honderden boeddhistische tempels gebouwd, waarvan vele nog altijd te bewonderen zijn.

De Tamils kwamen geleidelijk vanuit Zuid-India naar het noorden van het eiland Sri Lanka. In de 11e eeuw vestigden zij een koninkrijk rond Jaffna. Deze Chola’s, een Tamildynastie, hadden hun heerschappij gedurende een periode van eeuwen vanuit Zuid-India uitgebreid naar Thailand en Indonesië. Hoewel de Singalese bevolking zich continu bleef verzetten tegen deze invloed van buitenaf, voerden Tamil-heersers nog lang de boventoon in Sri Lanka. Zij kwamen vooral af op de vruchtbare grond op het eiland en de aanwezige edelstenen. De Tamils namen al snel zonder veel bloedvergieten de troon over van de heersers van Anuradhapura.

In deze tijd was Anuradhapura de hoofdstad van het eiland. De stad floreerde 1.300 jaar lang als de politieke en religieuze hoofdstad van Ceylon, maar werd na een invasie in het jaar 993 verlaten. De prachtige locatie met zijn paleizen, kloosters en monumenten lag gedurende vele jaren verborgen in de dichte jungle.

In 1070 na Christus werd Anuradhapura verslagen en vluchtte koning Vijayabahu I naar Polonnaruwa. Hiermee werd Polonnaruwa de tweede koningsstad van Sri Lanka. Polonnaruwa was beter te beschermen tegen aanvallen vanuit zowel het zuiden van India als vanuit het zuidoosten van Sri Lanka zelf. Een ander voordeel bleek dat er minder muskieten in dit gebied zaten. Ook de nieuwe hoofdstad Polonnaruwa onderging dit lot door de voortdurende aanvallen van Tamils en Chola’s uit India. De hoofdstad werd steeds meer naar het zuiden verlegd, totdat het hele eiland in 1001 bij het Zuid-Indiase koninkrijk ingelijfd werd.

© Perly Chanaka Hewage

Na deze chola dynastie kreeg Sri Lanka te maken met invasies van andere dynastieën vanuit Zuid-India, zoals de Pandya’s en de Pallava’s. De Pandya-dynastie heerste gedurende meerdere eeuwen over een groot deel van Sri Lanka. Het eiland was in die tijd verdeeld in verschillende koninkrijken die continu met elkaar in oorlog waren.

Vanaf de 14e eeuw ontstond er een bloeiende handel in kaneel, thee en andere specerijen. Deze werden door Arabische handelslieden ingekocht, die de specerijen vervolgens elders in Azië, Oost-Afrika en het oostelijke Middellandse Zeegebied verkochten. Kotte en Galle, twee steden aan de westkust groeiden in deze periode uit tot belangrijke handelsknooppunten.

In de zestiende eeuw kwamen de Europeanen naar Sri Lanka, dit waren de Portugese zeevaarders. In 1518 kregen zij toestemming om een fort te bouwen bij Colombo. De Portugezen zagen hoe waardevol Sri Lanka voor de handel was en begonnen zich steeds meer te bemoeien met de binnenlandse politiek. Na verschillende conflicten met Sri Lankaanse krijgsmacht kregen de Portugezen, die over modernere wapens beschikten dan hun tegenstanders, directe controle over grote delen van het eiland. Aan het einde van de zestiende eeuw begon het verzet tegen de Portugese overheersing. Sri-Lankaanse vorsten zochten hulp bij andere Europese landen. De Nederlanders waren graag bereid de Portugezen uit Sri Lanka te verjagen, omdat zij hiermee het Nederlandse handelsimperium zouden vergroten. In de zeventiende eeuw vonden er in heel Sri Lanka talloze conflicten tussen de Nederlanders, de Portugezen en de Sri Lankaanse koninkrijken plaats. In 1658 werden de Portugezen definitief verdreven, waarna de Nederlanders de controle kregen over West Sri Lanka.

In de jaren daarna drongen de Nederlanders dieper het binnenland in, tot ze over de belangrijkste gebieden van Sri Lanka heersten, met uitzondering van het koninkrijk Kandy, dat over een groot deel van het binnenland regeerde, dit koninkrijk bleef onafhankelijk. Onder Nederlandse heerschappij ontwikkelde Sri Lanka zich tot een belangrijk VOC handelsknooppunt. Kaneel, thee en koffie waren belangrijke producten voor de Europese markten, terwijl in Oost-India en de regio Bengalen Sri Lankaanse olifanten en andere belangrijke handelswaar, werden verkocht.

In 1766 behaalden de Hollanders een grote overwinning op de koning van Kandy, die echter in het geheim, via de Britse gouverneur van Zuid-India, contacten had met de andere grote wereldmacht Engeland. De Nederlandse overheersing in Sri Lanka duurde maar 140 jaar en duurde tot 1796. De restanten hiervan zijn tegenwoordig nog steeds goed te zien op het eiland, zoals de kanalen in Negombo, het fort in Galle en het eiland Delft bij Jaffna. Ook in Colombo is een voormalig Nederlands fort, een gouverneurswoning en een kerkhof te vinden.

Met de vrede van Amiens in 1802 kwam er een definitief einde aan de heerschappij van de Hollanders op Ceylon, dat in 1815 een Engelse kroonkolonie werd, met uitzondering van het koninkrijk Kandy. Na een aantal conflicten met de Engelsen dolven de Kandyanen het onderspit, waarna ook het koninkrijk Kandy werd toegevoegd aan het Britse Rijk. Dit betekende dat er een eind kwam aan het 2300-jarige tijdperk van de Singalese koningen. Hoewel de Engelsen goed werk verrichten op het eiland, werd de roep om zelfstandigheid steeds groter. In 1917 werd de Ceylon Reform League opgericht, met als doel meer onafhankelijkheid. In 1924 werd er door Engeland wat zelfbestuur toegestaan, maar in 1928 besloot men dat Ceylon nog niet klaar was deze onafhankelijke status.

In 1931 werd het kiesrecht ingevoerd, waardoor de Sri Lankanen meer macht naar zich toe konden trekken. In 1945 wees Engeland nog de verlangde onafhankelijkheidsstatus af, wat zorgde voor hevige protesten. De Engelsen waren hier enorm van onder de indruk en op 4 februari 1948 werd Ceylon onafhankelijk, maar het land bleef wel lid van het Britse Gemenebest. De eerste minister-president werd Don Stephen Senanayake, de ‘vader van de natie’. Na 1948 namen de boeddhistische Singalezen meteen stelling tegen andere bevolkingsgroepen, met name tegen de hindoeïstische Tamils en de christenen, die ook vaak van Tamil-afkomst waren. De Singalezen kregen hierdoor weer meer invloed ten koste van de Tamils. Dit leidde tot etnische spanningen op het eiland.

In die eerste jaren werd Ceylon geregeerd door de United National Party (UNP) en in 1953 werd het land lid van de Verenigde Naties, altijd een mijlpaal in de geschiedenis van een land. In 1972 werd Sri Lanka een socialistische republiek en volledig onafhankelijk van de Engelsen. De Sri Lankaanse President Jayewardene deed er zelfs alles aan om het overheidssysteem, dat op het Engelse gebaseerd was, te ontmantelen. Ook na 1972 bleven de etnische spanningen bestaan. Al sinds de jaren zeventig streefden de Tamils naar meer rechten. De Tamiltijgers, een militante organisatie, deed dit onder andere met terroristische aanslagen tegen de regering. Dit mondde in 1983 uit in een burgeroorlog, die tot 2009 duurde. De Sri Lankaanse overheid wist de Tamiltijgers uiteindelijk te bedwingen.

Van 1956 tot 1959 was Solomon Bandaranaike, de boeddhistische zoon van een grootgrondbezitter, aan de macht als minister-president. Hij zorgde ervoor dat Ceylon bleef behoren tot de groep van neutrale en ongebonden landen. Op 26 september 1959 werd hij vermoord door een Singalese boeddhistische monnik genaamd Talduwe Samaria, omdat hij het te veel voor de Tamils zou opnemen en omdat die vond dat zijn voorgestelde hervormingen niet in overeenstemming waren met de boeddhistische levensidealen.

Sirimavo Bandaranaike, de vrouw van Solomon, nam meteen de leiding van de SLFP over en deze partij won de verkiezingen in 1960. Sirimavo Bandaranaike werd naast minister-president ook nog minister van Defensie en van Buitenlandse Zaken. Ze voerde een zeer autoritair bewind en kreeg het daarbij ernstig aan de stok met allerlei groeperingen. De persvrijheid werd aan banden gelegd, het Singalees werd als enige officiële taal uitgeroepen en het boeddhisme was preferent boven andere godsdiensten. Wat het buitenlandse beleid betrof richtte ze zich vooral op communistische landen als China en de Sovjet-Unie.

In 1965 verloor Sirimavo de verkiezingen en kwam oppositieleider Dudley Shelton Senanayake van de United National Party (UNP) aan de macht. Hij zocht weer toenadering tot het Westen en wist tevens de boeddhisten te vriend te houden. De verkiezingen van 1970 werden vervolgens weer verloren door Senanayake en Sirimavo Bandaranaike, die op dat moment een combinatiepartij (United Front) leidde, werd weer premier. In 1971 werden opstanden door leger en politie hardhandig neergeslagen. Een noodtoestand volgde. Deze zou tot 1977 duren. De verkiezingen van juli 1977 werden gewonnen door de UNP en in 1978 werd er een nieuwe, meer liberale grondwet aangenomen, die echter ook veel macht centraliseerde. Positief voor de Tamils was dat hun taal voortaan ook op Singalese scholen mocht worden onderricht. Toch bleef het onrustig in Sri Lanka door zeer geweldige confrontaties tussen Singalezen en Tamils. Deze confrontaties tussen de twee bevolkingsgroepen zouden de volgende decennia voortdurend beheersen met veel slachtoffers als gevolg.

In 1985 werd er in Bhutan een bemiddelingspoging gedaan door de Indiase premier Gandhi. De Sri Lankaanse regering stelde voor om een gedeeltelijke autonomie het gebied waar veel Tamils woonden te geven. De Tamils wezen dit voorstel af, omdat zij dit aanbod te mager vonden. De Sri Lankaanse regering ging hier niet op in, met als gevolg vele terroristische acties in 1985 en 1986. Ook in de jaren erna waren er regelmatig confrontaties tussen de Sri Lankaanse regering en de Tamil Tijgers, zeker toen ook Indiase troepen zich er mee gingen bemoeien. In maart 1990 vertrokken de Indiase troepen uit Sri Lanka en kwam er een staakt-het-vuren overeenkomst tussen de regering en de Tamil Tijgers. Niet lang daarna kondigde de regering echter onverwacht een ‘totale oorlog’ af tegen de Tamil Tijgers. Onschuldige burgers en politiek kopstukken werden vermoord waaronder in 1993 de president en in 1994 de presidentskandidaat Gamini Dissanayake.

In 1995 werd besloten om de economische blokkade van het schiereiland Jaffna te beëindigen. Dit leidde echter niet dat de rust terug keerde en tot een oplossing van het conflict en daarop besloot de regering om Jaffna toch weer in te nemen. De Tamil Tijgers lieten dit niet toe en  trokken zich terug in de jungle om van daaruit de strijd voort te zetten. In juni 1996 leed het Sri Lankaanse leger een zware nederlaag toen ruim 1000 soldaten werden gedood. In 1997 vonden de zwaarste veldslagen uit de geschiedenis van de al 14 jaar durende burgeroorlog plaats. Het regeringsleger probeerde de belangrijkste verbindingsweg tussen het schiereiland Jaffna en Colombo in handen te krijgen, maar slaagde hier maar gedeeltelijk in.

In januari 1998 pleegden Tamil Tijgers een bloedige aanslag op de boeddhistische Tempel van de Tand in Kandy. Op 11 augustus 2000 treed premier Sirimavo Bandaranaike om gezondheidsredenen af en kort daarna overleed zij. Ook in 2000 braken er weer gewelddadigheden uit tussen het leger en de Tamil-rebellen. Het regeringsleger leek de zaak echter min of meer onder controle te hebben en in november liet de regering weten bereid te zijn met de rebellen te onderhandelen.

De rebellenleider van de Tamils aanvaardde het aanbod en gaf aan een maand lang een staakt-het-vuren te respecteren, maar eiste wel onvoorwaardelijke onderhandelingen. Hier ging de regering echter niet op in, waarop de Tamil Tijgers in april 2001 aankondigden het door hen eenzijdig afgekondigde staakt-het-vuren te beëindigen. Het Sri Lankaanse leger werd meteen weer in staat van paraatheid gebracht en weer waren er weer veel slachtoffers. Op 24 juli 2001 vielen de Tamil Tijgers het internationale vliegveld van Colombo aan. Na een heftig vuurgevecht met het leger wisten het leger het vliegveld te heroveren. De nationale luchtvaartmaatschappij Sri Lankan Airlines verloor de helft van haar vloot en de totale schade bedroeg meer dan 1 miljard euro.

Op 19 december 2001 kwamen er weer vredesonderhandelingen met de Tamil Tijgers en dit resulteerde vanaf 19 december 2001 in een staakt-het-vuren. Tevens werd aangekondigd dat de economische blokkade van de gebieden van de Tamil Tijgers op 15 januari 2002 zou worden opgeheven.

In februari 2002 werd in Oslo tussen de Sri Lankaanse regering en de Tamil Tijgers (LTTE) een permanent bestand overeengekomen. Ook onder druk van de Verenigde Staten kwam er op 23 februari officieel een eind aan de bloedige militaire operaties. Afgesproken werd dat in het noorden en oosten van Sri Lanka de Tamil Tijgers de administratieve, politiële en militaire functies zouden blijven vervullen. Internationale waarnemers zagen toe op de uitvoering van het akkoord.

In de jaren erna waren er in Thailand, Oslo, Berlijn en Tokio verschillende rondes met vredesonderhandelingen. Op 5 november 2003 riep president Kumaratunga de noodtoestand uit. Zij vond nog steeds dat de regering te veel concessies deed aan de Tamil Tijgers en dat de rebellen daar veel te weinig tegenover stelden. Deze noodtoestand duurde maar 2 dagen.

Tsunami Sri Lanka

Op tweede kerstdag in 2004 werden veel landen in het zuiden van Azië getroffen door een enorme natuurramp, de tsunami. Ook Sri Lanka werd heel ernstig getroffen. De reddingswerkzaamheden en de hulpverlening werden extra bemoeilijkt door hevige regenval, de burgeroorlog en de overstromingen.

Eind juli 2006 gaat het conflict tussen de regering en de Tamil Tijgers een nieuwe fase in. Met name in het noorden van het land zijn weer hevige gevechten. In 2007 en 2008 zijn er aanhoudende gevechten met de Tamil Tijgers. In mei 2009 roept de regering de overwinning op de Tamil Tijgers uit nadat de laatste rebellen in het noordoosten zijn verslagen. De Tamil Tijgers leggen de wapens neer. Dit is het einde van een jarenlange bloedige burgeroorlog in het land.

In april 2019 vallen Jihadistische zelfmoordterroristen op Paaszondag kerken en hotels aan, waarbij meer dan 350 mensen omkomen. In 2022 heeft Sri Lanka te maken met een hele heftige economische crisis waaronder benzine- en voedseltekorten. Ook viel de stroom regelmatig  uit en steeg de inflatie met meer dan 50 %. Als gevolg hiervan braken in april van dat jaar protesten uit in de hoofdstad Colombo, die zich over het hele land verspreidden. De president wordt afgezet na een bestorming van het paleis. Bij China en India leent Sri Lanka acht miljard dollar. Ook bij het IMF leent Sri Lanka drie miljard dollar.

Nu in 2023 is de rust teruggekeerd en komt het toerisme ook na de coronacrisis weer langzaam op gang. Er is weer voldoende benzine en ook zijn er geen voedseltekorten meer. Ook met de onregelmatigheden is de rust terug gekeerd. Het is een heel fijn land om te bezoeken.

Boek nu een reis langs de historie van Sri Lanka

AANBEVOLEN TOURS

Rondreis erfgoed van Sri Lanka - 5 dagen

Prijs vanaf € 499.

Rondreis Sri Lanka cultuur en strand - 8 dagen

Prijs vanaf € 739.

Rondreis Sri Lanka cultuur en safari - 8 dagen

Prijs vanaf € 793.